Als je maar snel genoeg gaat, kun je vliegen. In een flinke storm of tornado zie je van alles de lucht in gaan!
Voor vliegen heb je twee dingen nodig: stuwkracht (de motor) en draagkracht (de lucht). Een vliegtuig maakt zelf zijn eigen kleine storm rondom de vleugels. Hoe harder het vliegtuig over de startbaan rijdt, hoe sneller de lucht over en onder de vleugels 'stormt'. Als het vliegtuig hard genoeg rijdt, duwt de lucht onder de vleugel harder omhoog dan de lucht erboven omlaag drukt. Het vliegtuig stijgt op!