De leerlingen kunnen aspecten van het kerstverhaal vertalen naar het hier en nu. De leerlingen denken na over algemene waarden en normen als: gekend zijn, erbij horen, verantwoordelijk zijn voor elkaar. De leerlingen kennen het verhaal over de geboorte van Jezus.

In het verhaal van 1e advent vertelt Jes over de ontmoeting met de mensen uit het zuiden. Jes weet niet hoe ze heten, ze hebben geen naam waaraan we ze kunnen herkennen. Maar toch zijn ze belangrijk genoeg voor een plekje in het verhaal. Ze doen ons denken aan de herders uit het kerstverhaal. Niemand kent hun naam. Maar toch waren zij de eersten die bij het Kind kwamen kijken. Zo belangrijk waren zij. Wij vinden vaak bekende mensen belangrijk; als iedereen jouw naam kent, dan bén je iemand.
Dit adventsverhaal vertelt ons anders: je bent belangrijk en telt mee, ook als je niet gekend wordt!

Op de tweede Adventsbijeenkomst horen we Jes vertellen over zijn ontmoeting met de mensen uit het Westen. Zij hebben ontzettend veel spullen, ze zijn rijk. Maar ze zijn niet tevreden, niet gelukkig. Er moet iemand komen om hen te wijzen op hun geluk, op hun rijkdom. Iemand met goede ideeën, een soort engel. Zulke mensen kennen wij ook: mensen die precies op het juiste moment ons weer op het goede spoor kunnen zetten. Net als de engelen in het kerstverhaal de herders op het goede spoor zetten naar het Kind!

Jes ontmoet de mensen uit het oosten. Dit zijn mensen die er anders uitzien, die andere gebruiken hebben en anders doen. Jes kan het raar vinden, maar hij kan ook interesse tonen. Als hij dit laatste doet krijgt hij de kans om de rijkdom te leren kennen van andere culturen en mensen. Zijn wereld wordt groter en kleurrijker. Mensen van ver openen voor ons de deur naar een ruimer begrip, een grotere en mooiere wereld. Ze brengen ons dingen die we niet kennen, maar waar we van kunnen leren. De Wijzen of Koningen uit het Oosten brachten goud, wierook en mirre mee voor het Kind in de kribbe.

We zijn bijna bij Kerst aangekomen. Jes ontmoet twee hele bijzondere mensen: een vader en een moeder. Het zijn mensen die heel goed zorgen voor hun Kind. Ze maken van hun huis een veilig thuis. Ze zijn er wanneer het Kind hen nodig heeft. Hele belangrijke mensen zijn het. Zijn wij ook zulke belangrijke mensen voor elkaar? Zorgen wij voor elkaar? Bieden wij elkaar ook veiligheid en warmte? Het Kerstkind vraagt dat van ons: mensen zijn die zorgen!